Sporters hebben altijd een doel voor ogen. Vaak zijn dit resultaatdoelen: kampioen worden, in de top-3 eindigen, het verbeteren van een PR (persoonlijk record) of plaatsing voor een toernooi. De vraag is dan altijd: Hoe ga je dat doel bereiken?

Wat is er nodig om bijvoorveeld je PR te verbeteren? Op deze manier komt een sporter uit bij procesdoelen: explosiever uit de startblokken komen, de bovenbeenspieren versterken of het duurvermogen vergroten.

Procesdoelen moeten vervolgens invulling geven aan de training. Veel sporters trainen echter zonder specifiek procesdoel. Een gemiste kans!
Werken aan een doel vergroot de motivatie en geeft een sporter inzicht in zijn ontwikkeling. Daarbij is het van belang de goede doelen te stellen. Een doel dat vaak wordt genoemd is bijvoorbeeld: “Ik ga goed spelen”. Om verschillende redenen valt er met dit doel niet te werken. Want wat is “goed”? En wanneer heeft de sporter zijn doel bereikt?
Een goed geformuleerd procesdoel moet aan vijf kenmerken voldoen. Het doel moet Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden (SMART) zijn.

Een voorbeeld van een SMART-geformuleerd doel voor een tennisser is: “Deze training sla ik mijn backhand met topspin, zodat meer dan 70% van de ballen met een marge van minimaal een halve meter over het net gaat.”

SMART OMSCHRIJVING
Specifiek De gedetailleerde omschrijving maakt het doel specifiek (backhand, topspin, en punten waarop wordt gemeten).
Meetbaar Meer dan 70% van de ballen, minimaal een halve meter over het net.
Acceptabel De sporter moet het doel zelf accepteren (indien het doel voor een groep is, dan moet er voldoende draagvlak zijn).
Realistisch De uitdaging zit in het percentage (50% zou te makkelijk haalbaar zijn), en voor een volgende training kan dit percentage altijd naar boven of beneden worden bijgesteld op basis van de resultaten.
Tijdgebonden De training is de tijd waar het doel voor geldt.

Met deze kennis over het stellen van procesdoelen begint elke sporter in het vervolg goed de training.